De route tussen Maninjau en Bukittingi begint met een set haarspeldbochten waar de Alpe D’Huez nog een puntje aan kan zuigen. Na de 44 bochten (net zoals ‘de alp’ genummerd) heeft de chauffeur zijn grote vriend het gaspedaal gevonden. En hoe. Het lijkt alsof we in een computerspel figureren en proberen brommerrijders nèt niet te raken.

Bij het panoramapark (je moet toch ergens een sunset meepikken) ontmoeten we Al. De mega vleermuizen vliegen ondertussen als zware vogels langs. Al is gids en we maken een deal voor de volgende dag. En voor die avond, want dan moeten we naar z’n stamkroeg.

In café Turret zijn er nog meer gidsen te vinden. En toeristen (waaronder natuurlijk meisjes die begerig naar de gidsen loeren). Er werkt een superlieve dame, we noemen haar maar tante.

We gaan bij Al en zijn vriend Dodo achterop naar de Kopi Luwak boerderij (yep, dat is die dure koffie van de kattenpoep). Volgens de mevrouw is de koffie ook een medicijn en een goede scrub. Ze heeft een zachte huid. De koffie zelf mag er ook best wezen.

Vervolgens gaan we naar de Harau valley. We rijden langs een koffieplantage en Dodo vertelt dat wij Blanda’s de Indo’s hebben wijsgemaakt de blaadjes van de koffie te moeten gebruiken. En ze drinken dat nog steeds.

Op de terugweg naar Bukittingi begint het te regenen. Dat verandert al snel in een tropische bui. Wij zijn doorweekt en de straten overstroomd.

De middelbare scholen hebben opdracht gekregen om toeristen te interviewen. Goed voor hun Engels. Ik wordt eerst belaagd door een groep meisjes. Ze willen daarna één voor één met mij op de foto. Daarna wordt Finbar belaagd door twee ventjes. De ene is ietwat corpulent en begint hijgend aan z’n vragenlijst.

Bukittingi heette ooit Fort de Kock en bij de restanten daarvan is bijzonder weinig te beleven. We lopen over de brug richting de treurige dierentuin. En op die brug zijn nog meer scholieren. Niet alleen die uit de stad zelf, ook van een plaats in de buurt. We staan ruim een uur te poseren met groepen kinderen. De zonnebrilverkoper maakt de foto’s. Ook drukt een moeke haar twee lelijke dochters (Assepoes haar stiefzussen, maar dan 5 jaar oud) tegen me aan en klikt. En we blijven interviews geven.

Bij de stamkroeg ontmoeten we een oudere man met een olijk rood brilletje. Hij is 70 en reist sinds zijn pensioen elk jaar een maand of 6. Alleen. Z’n vriendin is er niet voor gemaakt. Mooie verhalen van een oude hippie.

We verruilen West-Sumatra voor het noorden. We zeggen dag tegen tante, Al en het rode brilletje.