In de haven van Turku begint onze roadtrip door Finland. De eerste stop ligt op zo’n twee uur rijden en heet Tampere (uit te spreken als Tam-peh-re, en dus niet als rijmwoord op ampère). Het beste hostel van Finland biedt prima kamers, schoon sanitair en een authentieke zuiplap in de keuken. Pekka. Hij is amper te verstaan, maar wil wel veelvuldig een boks of slappe highfive uitdelen. Dit wordt afgewisseld met een sigaretje op de binnenplaats en het het bijvullen van z’n waterglas.

Na de quircky musea van Tampere (uiteraard was de belangrijkste nog dicht) gaan we verder. Richting de meren.
We slapen in een prachtig huis aan een meer in Rautalampi. Een plek waar bevers rupsbanden schijnen te hebben (of zijn het toch quads?) en waar de vrouw van de eigenaar zelfs in de winter in het meer zwemt.

Onderweg in Finland is er geen reclame te zien voor cola of shampoo, maar voor gereedschap, zaagmachines en andere grote stoere apparaten. Wij hebben het vermoeden dat veel Finnen houthakker zijn. Dat ook omdat het land lijkt te bestaan uit een paar huisjes en voor de rest uit meren en bomen. En we bij treinstations enorme rijen wagons met boomstammen zien. Bij een wegrestaurant liggen vooral houthakker magazines en werken mannen met ruithemden en oranje hesjes ’s ochtends grote hamburgers naar binnen.

Gaat de pont wel of niet? Wel dus. Dus we kunnen de scenic route naar Savonlinna afmaken. Ook weer langs die oneindige meren. In de stad blijkt het fort nog dicht te zijn (uiteraard) net als de brouwerij. Dus drinken we maar een Finse pint bij een chagrijnige barvrouw en gaan vervolgens naar de expositie opening van de kleurrijke Hanna Holma. Want we hebben een persoonlijke uitnodiging op zak.

Het is 23 april 2015, donderdag en we worden wakker in een Finland waar het sneeuwt.
Na een bezoek aan de grootste houten kerk ter wereld rijden we richting Helsinki. Een paar uur later zitten we daar in de witte kerk naar een repetitie van het koor te luisteren.
Gezegend en wel lopen we via de oudste kerk van Helsinki naar ons avondmaal.

Na wat authentieke markthallen en de souvenirmarkt gaan we met de de pont naar Suomenlinna. Ja die naam lijkt op Suomi en op Savonlinna. Het is een groepje eilanden voor de kust van Helsinki met een fort. En zo’n 800 inwoners.

Bij terugkeer aan de overkant gooit de neiging tot het zien van nog meer kerken (één met de bedenkelijke reputatie van de grootste Orthodoxe van West-Europa en een tweetal kerken op een behoorlijke omweg richting haven) roet in het eten. We mogen niet meer inchecken en niet meer aan boord van de ferry naar Tallinn. Want dat alles gebeurt blijkbaar in een tijdsbestek van zo’n 10 minuten. En niet in een half uur.
Gelukkig heeft een andere maatschappij nog wel plek in de Aldi-boot (serieus de lelijkste ferry ooit, in een gifgroen/oud-gele kleurcombinatie).

We doorkruisen de Baltische zee en komen aan in Estland. In een stad waar we allemaal al een keer geweest zijn. Maar waar het goed toeven is, het leven weer goedkoper is en er ook weer kerken zijn. We drinken chocolademelk met roquefort en chili, eten taarten, halve varkens en gefrituurd knoflookbrood en zien een bruidspaar arriveren bij een kerk waar rouwenden rondom een kist staan.
Zondagochtend laten we de papzakken met zakken Turkish Peber achter in Tallinn en nemen we de bus naar Vilnius. Morgen is het Koningsdag.