Bij het tickethok stappen we de taxi uit. De Pakistanen die in de rij staan duwen het hek opzij. Omlopen mogen we niet.

De rij is uiterst gemoedelijk en Finbar maakt gelijk een nieuwe vriend. Mohammed komt uit Karachi en wil vooral heel graag vertellen hoe mooi Pakistan is en waar we allemaal heen moeten. Ondertussen zit de meneer van het tickethokje naar mij te knipogen.
Ik vermoed dat-ie vanochtend nog aan de Baiju heeft gelurkt, maar lach vriendelijk terug. Even later wil hij mijn paspoort nog een keer zien. Niet omdat er iets mis is, hij vindt de foto bijster interessant.

Dan moeten we bij het douane-kantoor naar binnen. In Tashkurgan wordt je China uitgestempeld om pakweg 210 km verderop een ander land ingestempeld te worden.

Het is geen gewone bus waar we mee rijden, het is een ligbus. Met bedjes dus. De bus delen we met 3 Chinezen en een grote groep Pakistaanse mannen. Veel van hun gekleed in ‘salwar kameez’ (tuniek met broek) en allemaal uiterst vriendelijk.

De Karakoram Highway doet wat-ie belooft; hoge bergen met witte pieken, yaks die met wapperend haar voorbij draven en wegen die al kronkelend hun weg naar boven vinden.

(tekst gaat verder onder de foto)

De KKH

Ergens hoog in die bergen gaan we echt China uit. We zien een paar toeristen poseren bij het grens-monument.
Bij een gebouw van de Pakistaanse grenspolitie stoppen we. Er moeten wat mensen foto’s maken en plassen. Ik kijk om me heen en wordt door één van de Pakistani naar het veld achter het gebouwtje verwezen. Daar mag ik.

Van de Chinezen hebben we horrorverhalen gehoord over de enorme landslides op de highway.
We zien de eerste tekenen van het natuurgeweld opdoemen; overal liggen rotsblokken, stukken weg zijn verdwenen en hopen zand en stenen liggen langs de weg. Dan kunnen we niet meer verder en moeten de ligbus uit. Met onze bagage lopen we over de eerste obstakel aardverschuiving. Die valt mee. Er staan busjes klaar die ons naar het volgende punt brengen. Finbar en ik moeten ons onderweg nog wel even melden als buitenlanders. Dit voor de toegang van het nationale park.

De echte obstructie begint met een wandeling van 20 minuten over hopen stenen en langs afgebroken stukken weg. Na wat klauterwerk over een berg brokstukken dalen we af richting de rivier. Daarna volgt de grootste uitdaging; een steil stuk omhoog over stenen die constant wegschuiven. Iedereen helpt elkaar. En daarbij maakt het niet uit of er een tv over die enorme hoop stenen moet of een loeizware koffer. Jongens uit Sost zijn op hun brommertje naar de puinhoop gereden om te helpen.

Dan gaan we verder in een jeep richting Pakistaanse douane. We hebben via een bureau een visum upon arrival geregeld (in Bishkek kunnen alleen Kirgiezen en Pakistanen een visum krijgen; buitenlanders kunnen wel een visum aanvragen in China of in Afghanistan – daarna hebben we een mailbom gegooid op Karakoram Highway gerelateerde reisbureaus in Kashgar en via één van hen kwamen we terecht bij Hunza Explorers). We staan ergens op een lijst en hebben een uitnodigingsbrief, maar we moeten wel opgehaald worden door iemand van het bureau. We wachten in het kantoor van de immigration officer en uiteindelijk komt Karim. En dan zijn we van harte welkom in Pakistan (achteraf blijkt dat bij de grens in Sost alleen tourgroepen van 5 of meer een visum upon arrival krijgen en dat de heren van de douane behoorlijk zenuwachtig van ons werden).

Na een mix tea (thee met melk) en verse friet (er komen hele goede aardappelen uit de Hunza Valley) in Sost rijden we naar Passu.

Als we daar aan het eten zitten, wordt er gebeld. Het is de binnenlandse veiligheidsdienst, om te verifiëren of de twee zojuist geregistreerde buitenlanders daar echt zitten en wat ze morgen gaan doen.
Standaard procedure.

The mountains are a pleasure,
Drive with leisure

Na een pittige ochtendhike in de Hunza Vally om de Passu gletsjer en een meer te zien gaan we verder op de Karakoram Highway (en hé er is ook weer iets van een zijderoute hier).

En die houdt ineens op. Want sinds 2010 ligt een deel onder water. De Highway wordt onderbroken door het prachtige Attabad meer, waar we overheen varen. Sommigen boten vervoeren een auto of motoren.

(tekst gaat verder onder de foto)

Boot over de KKH

Aan de andere kant van het meer worden we opgehaald door een jeep. Die dropt ons boven op een berg bij Eagles Nest. Naast een Chinees stel zijn we de enige buitenlandse toeristen daar. De rest is Pakistaans. Families, groepen vrienden uit Lahore, vriendinnen uit Islamabad; allemaal zijn ze op vakantie in de Hunza Valley.

We dalen af naar Karimabad. We lopen door dorpjes, zwaaien naar mensen, doen high-fives met kinderen en praten met oude mannetjes. Iedereen wil weten waar we vandaan komen en wat we van de Hunza vinden. Daarbij wordt altijd gemeld dat het hier heel veilig is. (Pakistan wordt niet genoemd in deze regio; eigenlijk waren we al in Hunza in zowel de Wakhan Valley in Takijistan als in Tashkurgan in Xinjiang. Ze zijn dus een apart rijkje, zoals wel vaker in deze contreien).

Het is onafhankelijkheidsdag in Pakistan, maar in Karimabad merken we er vrij weinig van. Er rijden wel wat mensen luid toeterend rond met een Pakistaanse vlag.

Safety is like ABC,
Always Be Careful

We verlaten de Hunza Valley en Gilgit Baltistan via de Babusar pass. We snijden een stuk Karakoram Highway af. De route is vanwege een aanslag op toeristen twee jaar geleden gesloten voor buitenlanders. Maar heel vakantievierend Pakistan staat gewoon bovenop de berg in de mist selfies te maken.

De omgeving is sowieso een trekpleister voor de lokale toerist. Bij elk uitzichtpunt of waterval staan drommen mensen. Ook in Naran waar we overnachten barst het van de Pakistaanse toeristen. En die willen allemaal met die gekke witte mensen op de foto. En vertellen hoe mooi en veilig Pakistan wel niet is: “We are not a terrorist country, Pakistan is very safe now, I am not a terrorist.”
Na ruim 30 kiekjes vinden we het goed geweest en vluchten we naar een restaurant.

De Karakoram Highway eindigt in Islamabad. Daar gaan we weer een andere snelweg op.

The roads are hilly,
Don’t be silly