We hebben een hoofdstad, maar nog geen naam. Iemand een lumineuze ingeving? Laten we naar de marktdag noemen. Dushanbe betekent dus maandag en op die dag was er altijd een bazaar.
De stad is eigenlijk niet zoveel, maar door al het groen is het er stukken beter toeven dan bijvoorbeeld Tashkent. En er staat een giga-vlag (de tweede ter wereld, want de Saudi’s hebben in Jeddah blijkbaar het nieuwe record – dat maakt die in Baku de derde grootste) en een groot beeld van Somoni. Daar wil een politie-agent graag foto’s van ons maken. Wel in ruil voor wat geld.

De vega-specialiteit van Tajikistan is Kourotob en dat moeten we uiteraard proberen.
De specialist lijkt gesloten te zijn, maar bij het binnenlopen stuiten we op een oude dame. Die weet wel waar we voor komen. Even later staat een een groot bord Kourotob voor onze neus. Het enige wat ze serveren hier. En ja, de lauwwarme yoghurtsoep met stukken brood, tomaat, komkommer en verse kruiden is erg lekker.

We gaan naar de parkeerplek waar alle auto’s staat die van Dushanbe naar Khorog rijden. Er staat al snel een heel leger chauffeurs om Finbar heen. Wij willen in 2 dagen (de rit duurt zo’n 14 à 20 uur), maar de heren zijn vooral gewend om volgestouwde wagens in één dag naar Khorog te blazen. We moeten wat machines (auto’s) bekijken. En de prijzen variëren nogal. Uiteindelijk nemen we de Pajero. En ook die delen we met de Fransoos.

Het eerste stuk van de M41 is niet zo heel special, maar na de Shurabad pas wordt het duidelijk waarom deze route zo epic is. Aan de andere kant van de rivier ligt Afghanistan. Heel dichtbij dus.

(tekst gaat verder onder de foto)

Grens met Afghanistan

We overnachten in Kalai-Khum. En laat daar nou net ’s avonds kinderdisco zijn met live-muziek. De oudere meisjes proberen nog wat pasjes te doen, de rest van de kinderen rent vooral achter elkaar aan. Onder de jongetjes is het vooral een ordinaire schoppartij. Je ziet regelmatig een schoen door de lucht vliegen.
Er zijn ook wat kinderen geïnteresseerd in die drie buitenlanders. Onder leiding van een goed Engels sprekend meisje wordt de ene vraag na de andere op ons afgevuurd.
Om 22 uur is het feest afgelopen en politie veegt binnen mum van tijd het plein schoon.

Onze chauf moet even wat meloenen afdroppen bij z’n familie in Vanj, dus we maken een kleine detour. Inclusief lunch. En wat voor één. We worden als koningen onthaald, drinken thee uit het luxe servies en mogen vooral niet te weinig eten. En eigenlijk moeten we ook blijven slapen.
Pa is een zeer charismatisch type (hij lijkt trouwens op een Griek) en staat aan het hoofd van de familie business met z’n twee auto’s. Zoonlief gaat tukken en pa brengt ons naar Khorog in zijn jeep. Eerst moet er getankt worden en dat kan bij de plaatselijke bouwkeet. Daar gaat de benzine per emmer.
Bij het passeren van soldaten doet pa alsof-ie schiet; peng-peng-peng met z’n duim en wijsvinger. En bij het passeren van een kennis wordt de halve lading van de fiets afgeropt. Even voor de lol, en de show.

Vanuit Khorog gaan we verder de Pamir Highway op. Nu met een Landcruiser richting Bulunkul.
Een dorp middenin de droogte en op ruim 3.000 meter. Het ademt de sfeer en verlatenheid van Tibet en Mongolië. De nederzetting heeft als kouderecord -63℃ en de paar huizen grenzen aan wat groen vlakbij een meer. Een plek waar hun vee kan grazen. Er is één niet te missen shop in het dorp, vlakbij een Lada wrak ligt een hoop koeienpoten, kinderen vissen in het beekje, en elke avond wordt er gevolleybald.
Wij blijven twee nachten (want ja, we gaan naar dat andere meer hikken) en elke avond komt de huiseigenaar vragen of we het niet te koud hebben. Dit doet-ie met een goede ‘brrrrrrrr’ en een bibberend hoofd. Maar zo koud is het nu echt niet.

Vanaf de hoogte dalen we af richting de groene Wakhan Valley. Hier doemt de grens met Afghanistan ook weer op, aan de overkant zien we een klassieke karavaan met kamelen lopen. In het dorp Langar lopen we rond en voelen ons bijna een soort Indiana Jones als we een Ismaïlistische tempel binnenlopen. Overal schedels en hoorns van rammen; zowel op de muren als hele stapels weer dieper in het complex.

De rust na de wandeling bij onze homestay wordt bruut verstoord als er een enthousiaste mevrouw van middelbare leeftijd in praktische outfit met fuchsia accenten voor onze neus staat. Ze is met een groep Zwitsers aan het reizen en ze slapen ook in de homestay. Het blijken 2 suffe stelletjes te zijn. Die op commando van hun akela alvast hun klok een uur vooruit zetten, want morgen gaan ze naar de Murgab regio.
Of we straks ook willen volleyballen? Daarna maakt de energieke dame (met uiteraard een korte coupe) in een stevige standhouding* foto’s van de kinderen van het gezin.

We zijn nog niet van ze af. Eerst ontpoppen ze zich als een groepje Cliniclowns en delen ballonnen uit aan de 3 kinderen van het huis. Daarna worden we geconfronteerd met de Kelly family vermomd als een groep Zwitserse wandelaars. Compleet met gitaar, mondharmonica en een paar valse stemmen. Sommigen zingen zelfs met ogen dicht, maar beter klinkt het daardoor niet. Dan zetten ze één van de kampvuurklassiekers in; Country Roads waar ze als leuke twist Pamir Roads in verwerken. Meerstemmig. De verantwoorde zuinige bekken erbij maakt het nog erger.
Vervolgens begint het volksdansen op initiatief van de akela, de kinderen doen hun best en oma is niet van de dansvloer te slaan. De Zwitsers mengen zich ook in het dansgeweld. Zonder enig gevoel voor ritme en helaas ook zonder gêne.
Gelukkig gaan ze op tijd naar bed, want ze zitten al op Murgab time.

(* Deze uitdrukking is geleend van F. Geldof)