Nergens op station Tbilisi staat aangegeven vanaf welk perron de trein naar Baku (of Baki) vertrekt. We moeten de omroepberichten afwachten van de ticket-mevrouw. Die zijn in prachtig Georgisch en dus niet te verstaan, maar er is altijd wel een oud mannetje die het goede perron kan aanwijzen.

Na een uur komen we bij de grenspost van Georgië. “Problem” zegt de douanier na het zien van onze Azerbeidzjaanse visa. Die gaan pas morgen in. We zijn in feite een paar uur te vroeg. Oeps. Er zijn twee opties: hier eruit en terug naar Tbilisi of naar de Azerbeidzjaanse grenspost en daar wachten.
We kiezen de laatste optie. De douanier verlaat schouderophalend de coupé. We gaan naar buiten en zien de wonderlijke manier hoe de kiosk-dames communiceren. De één schreeuwt wat, de ander schreeuwt wat terug, daarna volgt een soort schorre heksenlach. Ondertussen blijven ze gewoon op hun krukje zitten, zo’n 30 meter uit elkaar.

Na 20 minuten mogelijke scenario’s bedenken komen we aan bij de volgende grenspost. Paspoorten worden verzameld en we wachten af. Op een gegeven moment komt de provodnitsa ons halen; we moeten ons melden bij de douanier die in een lege coupé zit. Die is uiterst vriendelijk en stelt wat vragen. Dan maakt hij een foto, zet een stempel en zegt “Welcome to Azerbaijan”. Ik loop terug naar onze coupé waar een andere kerel onze bagage even wil zien. Ik open wat tassen en hij vindt het allemaal wel best. “No Cognac?”, vraagt hij met een glimlach.

Even later denderen we door het Azerbeidzjaanse landschap. Eerst niet zo heel anders dan de groene bergen met gele bloemetjes van Georgië, de volgende ochtend zien we een groot verschil. Groen heeft plaatsgemaakt voor zand. En er is te zien waar Azerbaijan bekend om is; olie en gas.

Baku is heel anders dan Tbilisi. Schoon, modern, ruim opgezet. De Bulvar (boulevard) aan de Kaspische zee is de levensader van de stad en moet uiteindelijk 32 km lang worden. In de verte zien we een enorme vlaggenmast, het blijkt de 2e hoogste van de wereld te zijn (de hoogste staat in Tajikistan) en daar weer naast het stadion waar een paar jaar geleden het Eurovisie Songfestival werd georganiseerd.
Azerbaijan wil graag Europees zijn en anno 2015 uit zich dat in de organisatie van de eerste Europese Spelen (dat evenement wat Nederland níet wil hosten in 2019).

We eten kebab in een kelder (dat is heel normaal hier). De bediening zet gezellig kerstmuziek voor ons op, daarna een Eurovisie cd en dit alles wordt afgetopt met – jawel, daar zijn ze weer – Modern Talking.

De eerste kennismaking met Baku sluiten we in stijl af met een heerlijk uitzicht over de stad vanuit de Hilton 360 bar met Esther (die hier werkt voor Baku 2015).

Nadat we onze Chinese visa hebben opgehaald (omdat daar een enorm aardige Chinees werkt, krijgen we binnen een dag ons visum en zijn ze buiten normale uren open), gaan we naar de oude stad. Die hebben ze goed geconserveerd. We vinden de Maiden’s Tower ook maar een raadsel, zien een paleis, lopen wat rond en eten in een caravanserai met live-muziek.

Zo’n 70 km ten zuiden van Baku ligt Qobustan, waar moddervulkanen zijn en ook nog prehistorische grottekkeningen. Na een bus, een bus en een taxi staan we tussen pruttelende modderpukkels. De grottekeningen mag je pas zien na een bezoek aan het -zeer geschikt voor schoolkinderen – museum.

We eten bij onze favoriete terras in Baku. Ik bestel Piti tot groot plezier van onze ober (een vriendelijke versie van de welbekende Bond-schurk Jaws). Dat is een soep met brokken lam, inclusief de stukken vet. Eerst eet je bouillon en daarna de stukken lam met dat vet met daarop kruiden en ui.

Een dag voor vertrek lopen we richting haven om alvast te kijken hoe het zit met de boot naar Turkmenbashi. De kassa (ticket office) kunnen we niet vinden en de aanwezige snorren wijzen richting weg. We lopen langs een nieuw stuk Bulvar naar het eveneens nieuwe hotel daar. Daar werken uiterst vriendelijke receptionisten, die voor ons de kassa bellen en er blijkt vandaag een boot te gaan uit Əlat. Morgen? Nee dat is nog niet zeker, maar we moeten ene Amina contacten.

We vinken nog wat highlights van Baku af, zoals de funicular omhoog naar de Martyr’s lLane aan de voet van de niet te missen Flame towers.
Na een laatste Xirdalan bij Jaws hebben we een diner met Esther en vrienden van haar, die van Cambodia naar Nederland fietsen. Ze zijn een paar dagen geleden vanuit Kazachstan in Baku aangekomen. Niet met de boot, want daarvan is de dienstregeling net zo onvoorspelbaar (lees: er is geen dienstregeling) als van de route die wij morgen willen nemen. Maar dat zien we dan wel weer.