De trein piept, kraakt, schudt en hobbelt door het landschap van Myanmar. Het maakt allemaal niet uit, het is prachtig. Met een brede glimlach zijn we op weg naar het noorden.

Vooral mensen uit Myanmar zelf ontraden ons met de trein te reizen “Train not good, very old, very slow.” Van sommige reizigers krijgen we te horen dat het behoorlijk gammel is en dat je alle kanten op geslingerd wordt. De eigenaar van het guest house biedt ons z’n medicijnen (kruidenpillen, dat is z’n hobby) aan voor in de trein.

Het kopen van een kaartje is al een attractie op zich. Er zijn twee loketten open. Geen idee of we de goede pakken (die gekke tekentjes kunnen we niet lezen) gaan we lukraak naar één. De man erachter verwijst ons naar een ander loket, twee hokjes naar links. Vanuit daar kan hij ons wel helpen. Het ticket wordt handgeschreven. Heel secuur. Er mag niets misgaan.

Volgens het loketmannetje kunnen we overstap in Thazi niet maken, de trein uit Yangon komt daar om 5:30 aan en die andere vertrekt om 5:00. We zien wel.

Op het station lezen we ‘Warmly welcome & Take care of tourists’. Dat zullen we merken ook. Een jongen brengt ons naar de juiste coupé en zo’n beetje alle treinmedewerkers komen hallo zeggen.

De trein is inderdaad oud. We gokken jaren ’50. Geen ramen; of helemaal open of dicht met luiken en een houten schot. De coupé delen we met een enthousiaste Amerikaan (die bij het loket had gehoord de coupé te delen met nog twee landgenoten). We verlaten Yangon. De trein kraakt, houten huisjes tuffen voorbij. We rijden het platteland in.

Een conducteur komt langs met een menukaart (formaatje A7). Of we even willen bestellen en willen doorgeven hoe laat we het geserveerd willen krijgen. Myanmar bier erbij? Ja dat kan ook.

In de trein wordt volop eten en drinken verkocht. Elke keer als een kerel met gebraden kippen langskomt begint de Amerikaan keihard te lachen. De kippenman druipt nietsbegrijpend af. Om het een paar uur later gewoon weer te proberen. De kippen hangen er steeds slapper bij.

Tot grote teleurstelling van onze conducteur bestellen we bij zijn collega ook nog wat drinken. Hij komt om uitleg vragen. We stellen hem gerust, onze bestelling voor die avond staat nog steeds.

Onderweg zien we dorpjes, veel groen, mensen over het spoor lopen, kinderen die zwaaien en stations waar je vanuit je open raam ook iets kan kopen. Op sommige stukken hobbelt de trein als een dolle, als je staat spring je spontaan.

Finbar vraagt de conducteur hoe laat we aankomen in Thazi. Het antwoord “Three o’clocks, four o’clocks” geeft niet bijzonder veel duidelijkheid. En hij blijft het volhouden.

Het blijkt om 4 uur te zijn. De treinmedewerkers die ons willen waarschuwen kloppen bij de verkeerde coupé aan. We zijn toch al wakker.

In Thazi moeten we wachten, de trein naar Kalaw vertrekt om 6:00. Die kunnen we dus gewoon nemen. We drinken koffie bij een tentje waar we tegelijkertijd een Burmese Karaoke dvd voorgeschoteld krijgen. Prachtige clips.

Upper Class is wel een hele luxe benaming voor de afgetrapte bankjes in de trein. Ze zijn niet van hout. Maar daar houdt het verschil bij op.

In ons treinstel zitten twee dames die druk aan het handelen zijn. Bij het ene station wordt een hele bos bloemkolen naar binnen geschoven, bij het andere zijn het dekens of bloemen. Ze verkopen ook eten in de trein. Ondertussen doen ze wat veel mensen hier doen, kauwen op betel. Tegenover hen zit een kettingrokende monnik.

Ons kaartje wordt gecontroleerd door een jongen in een trainingsjasje. Blijkbaar de conducteur. Ofzo.

Sommige stations rijden we in om vervolgens een stuk achteruit te rijden om weer op het spoor richting Inle Lake te komen.

In Kalaw nemen we een taxi (paard en wagen) naar het guest house. Nog wat gehobbel erbij. Kunnen we best hebben.