“Sjongejongejongejonge. Wat we daar toch allemaal meegemaakt hebben, nou nou nou dat is met geen pen te beschrijven.”
We staan voor het Yankaddo hotel en praten met een Brabander, die we voor het gemak maar even Jos noemen.

Wij vliegen naar Pyongyang, met Koryo Air. Aan boord toeristen en Koreanen, te herkennen aan een speldje met daarop de vlag of de grote leider. De Koreanen hebben tassen vol sigaretten en drank mee en vlak voor de landing wordt de voorraad in de wc verstopt. Jos heeft hetzelfde gezien in de trein tussen Vladivostok en Noord-Korea. Luiken vol met dat spul. Sjongejongejonge.

De aankomsthal lijkt qua omvang eerder op een treinstation. De portretten van Kim Il-sung en Kim Jong-il staren ons aan. Er zijn twee bagagebanden en vooral veel controle. Een mobiele telefoon mag het land in, maar je moet hem wel even tonen (en uiteraard kun je hem niet gebruiken).

Onze groep wordt in tweeën gedeeld, bus A en bus B. In bus A worden we welkom geheten door onze Koreaanse gids Che. Onderweg zien we geen auto’s, wel mensen op een fiets of lopend. In Pyongyang zijn er wel wat auto’s, toch overheersen voetgangers het straatbeeld. Het verkeer wordt geregeld door meisjes. Het schijnt dat ze op uiterlijk geselecteerd worden door niemand minder dan Kim Jong-un himself. In de bus worden de camera’s getrokken en menig amateurfotograaf raakt overenthousiast. De Amerikaanse jongen achter ons prikt regelmatig z’n lens tussen onze schouders. De eerste kennismaking met Pyongyang klinkt als ‘klik-klik-klik’.

We zeggen trouwens Korea of DPRK; refereren aan Noord-Korea hoort niet. Net als foto’s maken van militairen, werkende mensen (zoals de grasplukkers) of bouwplaatsen. Foto’s maken van de leiders mag weer wel, als ze er maar volledig op staan.

Het hotel ligt op een eiland en is de plek waar alle toeristen verblijven. En dat zijn er nogal wat. Regelmatig vinden er bejaardenmigraties per lift plaats. Je mag naar buiten, maar niet te ver. Gelukkig is er genoeg entertainment in het vervallen jaren ’80 kitsch hotel.

Groep A moet even bij B in de bus. Redger wordt aangesproken door een Brit die heel stellig meldt dat het zijn plek is in de bus. Een ideale plek om heel veel foto’s te maken uit het raam. We gaan naar de Study House, een bibliotheek waar iedereen welkom is om te studeren en te lezen. De gids, die aangeeft ook nog eens de directeur te zijn, toont ons verschillende studiezalen. Hij tovert de Koreaanse versie van Anne Frank tevoorschijn en bij de leenbalie toevallig ook weer wat Engelse boeken. In de muziekles zaal staat een gettoblaster op elk bureau. De gids draait American Pie, de cover-versie van Madonna. Ook weer heel toevallig.

De Art Studio ligt achter hekken en is qua kunst bijzonder saai. Buiten marcheren soldaten, staan beelden en is een voetbalveld. De eerste medereizigers gaan over de schreef en richten hun camera op de militairen. Onder hen de Amerikaan uit bus A en de Brit uit bus B.

’s Avonds doen we heel even mee met het groepsproces en drinken een biertje in de micro-brewery van het hotel. We komen erachter op wie de fotograferende Amerikaan lijkt; via een jonge Seinfeld en die jongen uit The Wonder Years komen we op Jason Biggs (de acteur uit American Pie).
We ontsnappen en gaan naar de revolving bar op de 47e. En daarna op ontdekkingstocht door de krochten van het hotel. Bij de biljartbar maken we het aanwezige personeel wakker en terwijl we een biertje drinken kijkt de barvrouw een zwart-wit film. Over een oorlog.

Netjes gekleed gaan we op weg naar Kumsusan Palace, waar het mausoleum van zowel Kim Il-sung en Kim Jong-il is. Het wordt een bizarre ervaring. Waar je bij Mao in 20 minuten weer buiten staat, ben je hier wel 3 uur bezig. Het is dan ook enorm druk, een dag voor de nationale feestdag. Niks mag mee naar binnen, niet eens een zakdoekje in je broekzak. Armen over elkaar mag niet, net als handen in je zakken, en vooral Jason heeft het daar moeilijk mee. De onderkant van je schoenen wordt gereinigd en na ellenlange en tergend trage roltrappen (met aan beide kanten kiekjes uit het leven van de leiders) kom je in het paleis. Na een soort föhn om stof van je af te blazen gaan we het eerste mausoleum binnen, die van de eeuwige president. In rijen van vier buigen we bij het voeteneind, de linker en rechter zij van de grote leider. Ondertussen speelt stemmige nationalistische muziek. Er volgt een ruimte met alle medailles van de man.
Bij het mausoleum van General Kim Jong-il precies hetzelfde ritueel; föhn, buigen en medailles.
De aanwezige Koreanen barsten in beide ruimtes in tranen uit. We zien ook nog de treinen, auto’s en boot van beide heren.

De oorlogsbegraafplaats bezoeken we nog steeds in chique outfit. We leggen bloemen en buigen bij twee monumenten.

Het Koreaanse oorlogsmuseum is megagroot en toont met trots een Amerikaanse helikopter en vliegtuigen. Binnen leren we vooral dat de DPRK 60 jaar geleden de Koreaanse oorlog heeft gewonnen.

Op het plein met de grote beelden van Kim Il-sung en Kim Jong-il leggen we weer bloemen en buigen voor de leiders.

Na een bezoek aan de boekenwinkel (een deel van het oeuvre van Kim Il-sung en Kim Jong-il is hier in het Engels, Duits, Frans en Spaans verkrijgbaar, zoals het essay ‘Kim Jong-il on the art of opera’) komen we langs een supermarkt. We kijken heel even binnen. Nagenoeg lege schappen en geen klanten. Op het centrale plein staan al markeringen voor de volgende dag, als de militairen op de nationale feestdag hun eer bewijzen aan Marshall Kim Jong-un en de legertop.

Na het duck bbq restaurant en het funpark eindigen we weer bij de biljartbar. Van een Australiër leren we dat Tim (de fotograferende Brit), door heel bus B Timmy (zoals die in Southpark) wordt genoemd. Timmy moest in het funpark foto’s van z’n camera verwijderen, hij had weer eens illegaal wat militairen vastgelegd.

National Day (op 9 september vieren we de 65e verjaardag van de DPRK) begint voor ons bij het geboortehuis van de grote leider. Na een metro-rit tussen twee haltes zien we in een warenhuis op een tv de marcherende soldaten op het plein.

Vervolgens proberen we 1,5 uur het centrum in te komen. Want er staat ons een verrassing te wachten. We bereiken de gewenste bestemming net op tijd, want tien minuten later komt de militaire parade voorbij. De bevolking wordt uitzinnig en zwaait enthousiast naar alle militairen in trucks die voorbij rijden. Dit zijn de mensen die een paar uur daarvoor nog strak aan het marcheren waren. Wij zwaaien ook. En eindelijk mogen Jason en Timmy foto’s van militairen maken. Van onze westerse gids hoor ik dat de Koreanen ook een bijnaam voor Jason hebben; troublemaker.

Op de nationale feestdag hangen de militairen en de bevolking rond in het park om te kaarten, picknicken of te zingen. Bij een podium treedt circus-girl uit bus A op (door sommigen Princess genoemd), ze is heel goed met hulahoops. Terug bij de bus blijkt één persoon te missen. Jason.
De westerse gids sprint het park in en een half uur later komt hij terug met Jason. Die gaat heel stil op zijn plek zitten. Zo’n anderhalf uur horen we niks van hem; geen domme vragen en geen klikkende camera.

National Day is nog niet voorbij, bij het partijmonument (ze zijn hier dol op grootse monumenten) zijn honderden studenten aan het dansen. Het monument staat trouwens in de as van het beeld de wijzende grote leider en zijn zoon. Vanaf het hoogste gebouw van Pyongyang, de Tower of the Juche Idea, hebben we uitzicht over de stad.

Na het diner met cold noodles (ook uitgesproken als koelnoedel) volgt het hoogtepunt van de dag; de Arirang Mass Games waar 100.000 performers (die volgens Timmy recht voor zíjn camera dansen) de geschiedenis van de leiders en de DPRK uitbeelden. Maar ook het huidige Korea komt aan bod, met als hoogste streven de hereniging met het zuidelijke deel (bij ons ook bekend als Zuid-Korea).

Op weg naar de DMZ is Jason weer op dreef: “What’s in a dogsoup?” klik-klik “Is that a city?” klik-klik “What are those weapons?”.
Bij de tombe van King Kong Ming doet de Koreaanse gids uit bus B uitleg; vooral over iets van fungtsie van die plek. Niemand begrijpt het. Ze bedoelt Feng Shui.
De DMZ is niet zo spannend als we verwacht hadden. Ja, het is de veiligste plek op aarde. Door de spanningen met het zuiden zien we ook maar een fractie van de grens. Aan de overkant is geen beweging te zien, ze hebben ongetwijfeld hi-tech camera’s die de boel in de gaten houden.
Na de lunch in Kaesong bezoeken we het saaie Koryo museum (waarvan we het vermoeden hebben dat de Koreanen ons willen laten zien ook iets van historie te hebben). De propaganda shop is daarentegen wel interessant.

Bij het diner (lamb bbq) entertainment in de vorm van zang en dans. Onder begeleiding van accordeon riedeltjes. Ook wij moeten eraan geloven. Knap lullig allemaal. Omdat de befaamde èn beruchte diplomats club geen plek heeft, moeten we weer terug naar het hotel. In de biljartbar besluiten we ons toch maar eens te mengen in alle groepsdynamiek. Dat eindigt met drinking bowling met de Spanjaarden.

We verlaten Korea per trein. Het uitzicht biedt het Koreaanse platteland, lege wegen en vervallen dorpjes. De controle bij de grens is grondig, maar ook verrassend snel. We zien de skyline van een Chinese stad aan de overkant van de rivier opdoemen. De Koreaanse trein verruilen we in Dandong voor een Chinese. We mogen weer vrij rondlopen.

En Jason? Die mag de DPRK nooit meer in. Hij staat op de zwarte lijst.