Ladakh is geen India. Het is Tibet zonder onderdrukking. Het heeft de bergen, dezelfde stroming van het Buddhisme, de bouwstijl en hun eigen versie van Tashi Deleg. Je zegt hier Jullay (uit te spreken als Touléh) voor hoi, doei, dankjewel en alsjeblieft. Soms wel twee keer. Het klinkt leuk.

Bij het naderen van Lamayuru zien we al waarom dit dorp zo bekend is. Het klooster bovenop de berg is prominent aanwezig. Aan de voet verblijven wij in een guesthouse/homestay. We blijven een dag en lopen via krakkemikkerige theehuisjes naar het klooster en verder omhoog naar de stupa. Een plek van rust en bezinning, maar een groepje Indiase toeristen heeft daar lak aan. Uiteraard weten ze ook niet wat fluistertoon betekent (Indiërs zijn nogal luid) dus we manen ze tot stilte.

De man van een ander guesthouse rijdt ons naar Leh. Hij kan er niet helemaal bij en soms lijkt het alsof-ie staat bij het rijden. Bij het schakelen hangt-ie aan de pook.
De man is een vrome Buddhist en bij elk klooster prevelt hij wat, waardoor de auto dikwijls slingert.

Leh is de uitvalsbasis voor Ladakh en voor ons de meest toeristische plek sinds Göreme. De stad is niet heel groot en alle guesthouses, restaurants en winkeltjes met olifantenbroeken zijn rondom een paar straten geconcentreerd. Dan kom je dus vaak dezelfde koppen tegen. En sommigen wil je niet eens tegenkomen, want dat zijn asociale luidruchtige ja-hoor-daar-zijn-ze-weer Israëli’s.
Of mensen die helemaal opgaan in hun India ervaring en erbij lopen als hippie. Op blote voeten. Zelfs ’s avonds als het afkoelt tot zo’n 10 ℃.

Omdat het de sterfdag is van een belangrijke kolonel zijn alle shops en restaurants dicht tot 13:00 uur. Niet alle, we vinden toch een tent waar we stiekem kunnen ontbijten. Bij terugkomst in het guesthouse zien we apathische backpackers op crackers kauwen. We verlossen ze uit hun lijden en vertellen over het café. Prompt staan ze op uit hun kleermakerszit.

(tekst gaat verder onder de foto)

Grote Buddha

Tijdens het rondje Gompa’s (kloosters) rondom Leh horen we monniken trommelen en fluiten, draaien we aan prayer wheels, ruiken we boterkaarsen, lopen kloksgewijs door de tempels en zien we de kloosters majestueus boven alles uit torenen. Op de terugweg drinken we milk-tea (massala thee met suiker en melk; in Nederland ook wel bekend als het hippe chai latte. Overigens betekent chai in de helft van de wereld gewoon thee.) met onze chauffeur in zijn dorp.

Het Pangong Tso meer ligt op zo’n 5 uur rijden van Leh, waarvan de helft uit hobbelweg bestaat. Ook hier zien we langs de weg mensen stenen met hamertjes tot gruis slaan. Wegwerkers die het puin van de diverse landslides in de regio opruimen. Met hun blote handen. En ’s avonds slapen ze in gammele tenten langs de weg.

De toerist met haast en een masochistische inborst doet een retourtje meer op 1 dag (10 uur rijden). Wij blijven overnachten. Niet zoals de Indiase toerist dat doet in een glamping (luxe tent met sanitair), maar in een homestay. En wat voor één. Deze voorziet het hele dorp van bier en sigaretten.
We lopen langs het meer, net zoals alle andere witte mensen. De glamping gasten blijven aan de kust van het dorp Spangmik en maken daar wat foto’s.

Onderweg naar de Nubra Valley passeren we op de Khardung La pass de 5.610 meter. We zien oudere Indiërs rollen door de sneeuw en motorrijders poseren bij het bord.
Het busje naar de Nubra Valley delen we met een Indiaas stel en een Zwitserse hippie met rood haar (ze komt al 15 jaar in India). Dankzij de Indiërs krijgen we een fikse korting op het guesthouse. De Zwitserse is het type flapuit. Binnen mum van tijd kennen we haar halve levensverhaal.

Na het ontbijt zien we nog één klooster. In de binnentuin zijn monniken bezig met het fijnmalen van marmer. Dit is het poederige zand wat ze gebruiken voor Mandala’s. (De dag ervoor hebben we een Mandala gezien in de tempel van het Diskit klooster; zorgvuldig verborgen onder lappen. Met die waren ze 4 maanden bezig geweest. Een Mandala wordt zo’n 2 à 3 maanden tentoongesteld en vervolgens wordt al het zand opgeveegd.). De term monnikenwerk doet hier eer aan.

Er zijn mensen die heel lang in Ladakh blijven, maar wij moeten door en verlaten de rustige Himalaya en gaan weer naar India.