De grens tussen Kyrgyzstan en Kazakhstan is druk. Heel erg druk. Het uitstempelen gaat snel, maar dan begint het lange wachten. We staan zo’n 2 uur in een zweterige rij, waar sommige vrouwen hun geduld aardig verliezen. Met andere woorden: er wordt behoorlijk geschreeuwd. Vooral naar Kazachen die binnendoor mogen en de vreselijke rij omzeilen. Eenmaal in het grenskantoor wordt de chaos groter. Er moet een één of ander lullig formuliertje ingevuld worden en je moet je in een rij wurmen voor een douanier. Met al je spullen, zweet wat van je rug in je bilnaad drupt en mensen die voor en achter je staan te duwen en te trekken. Toch lukt het de anarchie te overleven. Bij de bagage scanner zit een uiterst vriendelijke en vrolijke meneer die gewoon weer vraagt waar je vandaan komt met je witte kop – en alles is weer goed.

Voor mensen die net vers uit Europa in Almaty aankomen zal de shock niet zo groot zijn. Almaty is namelijk modern en niet typisch Centraal Azië. Voor reizigers die Tashkent, Dushanbe en Bishkek achter de rug hebben is de stad een fijne westerse oase.

(tekst gaat verder onder de foto)
Kerk in Almaty

We moeten nog wel even wat treinkaarten regelen en dat kan maar voor de helft via een een verkooppunt in het centrum. Voor de internationale tickets moet je op het station zijn. Daar ontvangen we eerst vooral veel nee’s van de dames achter de ticket balies, maar al snel blijkt dat we het helemaal verkeerd doen. We hadden en nummer moeten trekken, net zoals de rest van de wachtenden.

Naast rondhangen in kekke koffietenten en eten in onvervalste vreetschuren doen we ook nog wat aan cultuur in Almaty. Het museum toont ons Kazakhstan van vroeger tot nu (en: Prins Charles is op bezoek geweest!) en de orthodoxe kathedraal brengt ons weer even terug in Oost-Europa en Georgië.
Als ik terugkom van de bakker zie ik ineens de Duitser in de keuken zitten. Hij heeft het allemaal overleefd. Alhoewel hij gisteren weer een vre-se-lij-ke taxi-chauffeur had.

Met de Spaanse nachttrein gaan we van de oude naar de nieuwe hoofdstad. De restauratiewagon heeft naast wat tafeltjes ook een bar. Met tapbier.
De coupé delen we met een vrouw, haar studerende zoon en haar kleinzoon. Die gaat weer terug naar z’n ouders en vindt de trein maar niks. Althans dat kunnen we opmaken uit het gejank wat de kleine man de hele nacht produceert. Oma ziet er de volgende dag geradbraakt uit.

Akmola was ooit een nietszeggende stad, maar is sinds 1998 de hoofdstad van Kazakhstan onder de naam Astana (Kazachs voor -jawel- hoofdstad). En daar zijn kosten nog moeite voor gespaard. De gouden futuristische skyline doet denken aan Ashgabat, maar de architectuur komt vriendelijker over. Er is beter over nagedacht.

In het midden van het nieuwe centrum die ene gekke bol; het Bayterek monument. Met vanuit de bol een uitzicht over de stad èn de kans om je hand in de handafdruk van president Nazarbaev te leggen.
Een ander prominent bouwwerk is de Khan Shatyr. Een enorme tent van vernuftig kunststof met daarin een mall, een paar serieuze pretparkattracties, dinosauriërs, een speelhal, een foodcourt èn een zwembad met beachclub.
’s Avonds is het een groot lichtfestijn in Astana, maar de dansende fontein steekt schril af tegen die in Samarkand.

Na meer glimmende gebouwen verlaten we Centraal Azië. Na twee maanden in ‘De Stans’ gaan we naar een deel van China waar ze ook nan en shaslick eten, waar ze ook salam zeggen en wat in eerdere edities van de Lonely Planet onderdeel was van Centraal Azië. Eerst nog even met de trein door een groot deel van Kazakhstan.