Nadat de Kaspische zee een paar dagen ons huis is geweest komen we weer aan land in Turkmenbashi.
De 3 andere passagiers (Turkmeense studenten; in Baku is namelijk een uitstekende olie & gas universiteit) zijn bij de douane al druk met de formulieren als wij ons moeten melden bij het eerste hokje. Wat we in Turkmenistan komen doen, hoe lang we blijven, waar we het land uitgaan, wie onze contactpersoon is.
We laten de douanier onze gids bellen. Die komt na 5 minuten en dan gaat het allemaal uiterst soepel. Er wordt nog wel aan Finbar gevraagd of hij cocaïne bij zich heeft.

Omdat we 2 dagen te laat zijn, gaan we direct naar Ashgabat. Op ongeveer een uur van de Turkmeense hoofdstad mogen we vrij zwemmen in een naar zwavel riekend ondergronds meer. In sommige landen een plek voor rust, hier komen puberjongens bommetjes doen.

Bij het binnenrijden van het centrum Asghabat valt gelijk op dat alle gebouwen kraakhelder wit zijn. Marmer met glimmend gouden details. En het ziet er brandschoon, bijna steriel uit. Er schijnen dan ook zo’n 25.000 mensen dagelijks bezig te zijn met het schoon houden van de stad (dit zien we later ook in het echt; een colonne tankwagens schrobt de straten met water en zeep). Rondom Ashgabat zijn trouwens 1,5 miljoen bomen geplant, die moeten samen met de vele fonteinen zorgen voor een lagere temperatuur in de stad. Ja, het is warm. Heel warm. Iets meer dan 40 graden.

We worden door onze zieke gids (keelpijn door de airco) afgedropt bij het hotel. Een vreselijke tent met een vreselijke receptioniste. Na een paar dagen boot zou een ferme douchestraal wel fijn zijn; we moeten het doen met een heel laf straaltje.
We lopen rond en mogen niet te dicht bij overheidsgebouwen komen. Op de Russische bazaar wisselen we geld en kopen we een ijskoude limonade bij een aardige dame.
Via nog meer wit, goud en fonteinen komen we bij een binnenplaats waar een verrassend gezellig terras is. Met heuse live-muziek. De tent sluit wel om 22:30, want na 23:00 mag er niemand op straat rond struinen.

In het oosten van Turkmenistan ligt Merv, ooit de grootste stad ter wereld met naar men zegt 2 miljoen inwoners. En heel belangrijk in de Zijderoute. We worden rondgeleid door een ietwat zenuwachtige gids met airco allergie. De omvang is indrukwekkend, er staat alleen bijna niets meer. Turkije vindt het erfgoed hier belangrijk en investeert in de renovatie en reconstructie van een aantal onderdelen.

We moeten ons registreren bij de OVIR. En daar blijkt een hele vriendelijke en vrolijke meneer te werken. We krijgen thee, moeten brood proeven en ondertussen blijft hij maar babbelen. Zijn Engels is erg goed en hij doet er nu een studie Duits bij.

In het museum van Mary zien we een heleboel opgravingen (potjes en pannetjes) uit Merv. En ook portretten van de huidige president waarbij het gebruik van Photoshop niet geschuwd is. We vermoeden dat de man een uitgebreide fotoshoot voor een groen scherm heeft ondergaan en het resultaat daarvan veelvuldig gebruikt wordt. Zo hebben ze hem in een traditionele Yurt scène geshopt, is zijn hoofd op een onbeduidende docent achter een grote groep kinderen geplakt en is hij wel heel behendig op een paard. Alles met dezelfde dikke prodent-smile (de man is ook tandarts). Soms is het zo tenenkrommend slecht uitgevoerd dat we onze lach moeten inhouden.

Op de weg terug naar Asghabat stoppen we bij de resten van een oude stad en een vervallen moskee. In 1948 heeft een gigantische aardbeving de hoofdstad en omgeving in puin gelegd, waaronder de moskee. De resten worden gezien als een heilige plek en veel mensen gaan naar de moskee om te bidden, een wens te doen, een schaap te offeren en met familie te zijn. De wensen worden verbeeld in kleine knutselwerkjes, zoals een wieg bij een babywens. Om die wens kracht bij te zetten lopen ze drie rondjes rondom een brokstuk van de moskee.
In de bijbehorende ruimte zitten families met eten en thee. We worden uitgenodigd voor wat schapensoep, fruit, thee en brood. Ook een offer.

In Asghabat hebben we 2 dagen om rond te kijken. Wel in de enorme hitte. Alsof je constant in een oven loopt en er bij enige inspanning een föhn in je bek wordt gedouwd.
In het onafhankelijkspark (er is ook een onafhankelijkheidsplein en nog een tien jaar onafhankelijkheid-park) is het monument een populaire spot voor een bruidsreportage.
Er stopt een groep auto’s. De bruidegom krijgt z’n traditionele schapenbontmuts op en naast hem loopt een gordijn. Onder al die lappen schijnt iets van 16 kilo aan sieraden te zitten (kroon, armbanden, ketting), vandaar dat de bruid een beetje krom loopt. De entourage erom heen bouwt een mooi feestje met muziek en dans. Dan komt het poseren. En ja, wij mogen ook.

Naast wit en steriel doet Asghabat ook futuristisch aan. Veel bouwwerken lijken van een oude SciFi filmset weggeplukt. De combinatie van Pyongyang en Las Vegas klopt ook wel. Vanwege de ruime opzet en de lege straten heeft de stad ook iets surrealistisch. En daar loop je dan in rond. Bijna geïntimeerd door al het witte marmer en de veel te grote gebouwen.

Bij het onafhankelijksplein mogen we geen foto’s maken. Want daar staan veel overheidsgebouwen en wat presidentiële paleizen. Met gouden koepels uiteraard.
Het plein is leeg op een paar mensen van de plantsoenendienst na. Ook de aangrenzende grote straat is leeg.

Het enorme museumcomplex achter de enorme Turkmeense vlag huisvest drie musea à $10 entree pp. We gaan naar het historische museum. Weer spullen die tijdens opgravingen gevonden zijn. En natuurlijk begint de expositie met de neutraliteit van Turkmenistan. Want daar zijn ze een reuze trots op in dit land.

Omdat de afstanden groot zijn regelen we een taxi op straat om ons langs een aantal monumenten te brengen. Deze dingen zijn vreselijk protserig en in één zit zelfs nog een gouden reuzenrad. Die laatste wordt in de volksmond de wasmachine genoemd. En het beeld van de vorige president (de man die zichzelf Türkmenbaşy noemde – de stad Turkmenbashi heette eerst Krasnovodsk) in een cape bovenop een soort Spoetnik wordt Batman genoemd.

(tekst gaat verder onder de foto)

Batman

Middenin al het het wit wordt er een gigantisch sportcomplex uit de grond gestampt. Wel wit natuurlijk. In 2017 mag Turkmenistan de Aziatische indoor en martial arts Spelen organiseren en daarvoor worden kosten nog moeite gespaard. De boel wordt verder opgetuigd met een monorail.

Nadat we eerder in een uiterst gammele zweefmolen zijn afgekoeld doen we nog een aftands pretpark aan. Voor een paar cent gaan we in karretjes waarvan de laserguns niet meer werken. Wel prachtige scènes daarbinnen. Echt net de fata morgana.

Na 2 dagen is het wel goed geweest met al het marmer.
We gaan de Karakum woestijn in met Dima. De gids die eerder keelpijn had, maar nu weer helemaal beter is. In het dorp Jerbent staan huizen, een paar yurts, wat schuurtjes en horen we in de wind de jonge kamelen een zeurend gekerm uitkramen.
In die woestijn is een aangelegd meer te vinden, omdat Türkmenbaşy in zijn boek ‘Ruhnama’ heeft geschreven dat daardoor het klimaat kan veranderen.

Middenin de woestijn zijn 3 gaskraters, één met water, één met modder en één met vuur. Bij die laatste kamperen we. En we zijn niet de enigen. Naast een stel Italianen en een groepje Amerikanen komt er ook nog een bus door het zand geploeterd. (Toevallige drukte. Want nog steeds heeft Turkmenistan maar 25.000 toeristen per jaar).
Bij daglicht is het gewoon een groot gat met vuur, na zonsondergang verandert het langzaamaan in de poorten van de hel. Vanaf een heuvel hebben we goed zicht op dit bizarre fenomeen.
De Italianen zitten er relaxed bij en twee dronken Amerikanen worden door hun vriend (een Indiase versie van Jonah Hill) voorgesteld als:

“They are republicans from Oklahoma and they don’t believe in Global Warming at all.”

Ondertussen komt een oudere dame de heuvel opgestiefeld en gaat rustig zitten. Ze is Nederlandse en reist met de bus 21 weken (!) van Istanbul naar Kathmandu over land. Het is is overigens geen gewone touringcar, maar een kleinere bus met plek voor max. 18 reizigers.

Na het ontbijt rijden we richting Konye Urgench. Weer een oude stad waar weinig van over is. Alhoewel hier veel meer te zien is dan in Merv, zoals de minaret, een paar tombes en een moskee. Veel in originele staat.
Heel veel oude huizen liggen onder zandbulten, maar Turkmenistan lijkt weinig interesse te hebben om de dingen uit te graven. Een monorail is ook veel toffer.
Helaas is één van de gebruiken bij Konye Urgench afgeschaft. Er waren namelijk vrouwen die zijwaarts van een heuvel afrolden en bij een goede landing zou hun wens uitkomen. Vaak was dat niet zo, maar dan gingen ze gewoon opnieuw.

Na een mausoleum waarbij lichaam een hoofd apart begraven liggen hebben we onze laatste lunch in Turkmenistan. Een bord vol samsa’s (deegflappen met vlees) en salade en friet voor weinig.
Dima dropt ons af bij de grens. Daar komt net een Chinees met een grote rugzak en veel te grote slippers naar buiten lopen.