Mandalay en Yangon (Rangoon) zijn de bekendste steden van Myanmar, maar beiden geen hoofdstad meer. Daarvoor moet je in Nay Pyi Taw zijn, maar daar is weer niks te beleven.

Yangon is onze eerste kennismaking met Myanmar. Terug in de tijd. Pinnen kan niet, geld moet je wisselen met gladgestreken 100 Dollar-biljetten van 2006 of daarna. Gebouwen die er tot de helft van de 20e eeuw nog prima uit zagen, zijn nu behoorlijk afgetakeld. De stoep trouwens ook, altijd uitkijken waar je loopt. Iedereen heeft dezelfde outfit; een longyi met slippers. En ze verkopen overal wel iets.

De mensen zijn heel vriendelijk. We worden vaak aangesproken op straat, voor een enthousiaste Mingalaba (hallo) en een praatje. Dat begint met de vraag waar we vandaan komen. Na het antwoord Netherlands/Holland zeggen ze “Oh yes, Nederland!” Vervolgens gaat het over Van Persie of andere voetballers. Of we spreken een oude automonteur die z’n gereedschap laat zien.

De pagoda der pagoda’s is de Swegadon (met de haren van Buddha, jawel!). Dit gouden monster is niet te missen. Erom heen een heleboel kleinere pagoda’s en tempels. Allemaal blinkend van het goud en glinsterend van de spiegeltjes. En alsof het nog niet disco genoeg is, zijn de Buddha’s hier uitgerust met een aura van gekleurde lampjes. Er gaat ook nog een soort arrenslee met offers omhoog naar de hemel. Welkom in Buddha-land!

In de buurt ligt een park met een loopbrug. Op heel veel planken staat een kruis. Verrot? Er ligt een afschuwelijk protserig schip in het meer. Eigenlijk is het een park van niks.

Ons hostel is vreselijk. De eerste avond slapen we in een kamer met raam, wat een luikje naar een muur blijkt te zijn. En die ene ventilator koelt niets af. De trots van het hostel is het ontbijt en dat moeten we weten ook. De eigenaar staat naast het buffet en controleert of je wel genoeg neemt “Have you tried the guacamole? It’s world famous!” en daarna “Eat more, so you don’t have to buy lunch today.” Vervolgens geeft hij iedereen Infinity Buddha Power (kruidenpillen die hij als hobby maakt, helpt echt overal tegen).

Mandalay is anders dan Yangon. Kleiner, maar meer chaos. Brommers mogen hier wel in het centrum rijden.
Op de fiets ben je er zo uit en rijd je een beetje door de wijken. Of langs de rivier.

’s Avonds blijven de straten onverlicht. We nemen een tri-shaw (fiets met zij-aanspan). De bestuurder zegt dat we licht zijn en goed in balans zijn. Duitse en Amerikaanse toeristen zijn dik zegt hij, waaraan hij nog toevoegt “and my wife is very fat.”

Met een gedeelde taxi gaan we buiten Mandalay. Het monnik ontbijt in Amarapura (ooit even de hoofdstad) is een toeristische trekpleister. Waar in de Lonely Planet staat dat foto’s maken niet echt de bedoeling is, richt iedereen ongegeneerd z’n lens op de lange rij wachtende monniken. Er leven iets van 1.200 monniken in het klooster. Als de rij in beweging komt lijkt er geen einde aan te komen.

Voordat we met de boot naar Inwa (nog zo’n oude hoofdstad) gaan, lunchen we bij een lokaal tentje. Twee andere taxi-chauffeurs zitten bij ons aan tafel. Of eigenlijk: twee oude wijven. Ze blijven maar praten. Er worden ons wel wat dingen duidelijk over Myanmar. Bijvoorbeeld over die ene provincie (Raikhang) “That’s not our tribe.”

Onze taxi-chauffeur laat ons betel proeven. We proppen het blad in onze wang en kauwen. Op een gegeven moment komt de noot. Het is uiterst smerig en we spugen het uit het raam. Nog voordat we er rode tanden van krijgen.
Hij klaagt over het verkeer, vooral over de brommers. Die doen niet aan regels. Chinese producten vindt hij ook maar niks.

De dag buiten Mandalay eindigt waar die van velen eindigt, bij de U-Bein bridge bij zonsondergang. Veel toeristen zitten met de camera in de aanslag in een bootje. Er is ook een terras halverwege de brug. Ook een fijn uitzicht, zowel op de brug als op de fanatieke types in de bootjes.

Na een rondje Myanmar zijn we weer even terug in Yangon. Op de Bogyoke markt kijken we naar lelijke spullen. Finbar wordt op straat aangesproken door een oud mannetje, die het even over het geloof en de hemel wil hebben. We voelen ons gezegend.

We barbecuen op de 19th street in Chinatown. Je doet wat stokjes in een mandje, geeft aan waar je zit en dan komen ze het brengen.

We verlaten Myanmar. Met een longyi, lelijke souvenirs en nog een stapeltje gladgestreken Dollar-biljetten. Wat een mooi land.